Dankjewel zeggen en dankzeggen
‘Alsjeblieft’, ‘dankjewel’. Kleine kinderen leren die woorden al gauw. Als ik vroeger met mijn moeder bij de slager een plakje worst kreeg, moest ik ‘dankjewel’ zeggen. Nu ga ik niet meer naar een slagerij, maar dat ik ‘dankjewel’ tegen iemand zeg vind ik heel normaal.
Eén van de problemen van onze samenleving is dat we geen ‘dankjewel’ kunnen zeggen tegen de mensen die werken voor ons eten. We zien hen niet meer. Daarom is het goed om fairtrade- of fairchainproducten te kopen; dan is er meer kans dat arbeiders menswaardig worden behandeld. Nog beter is het om lokaal geproduceerd voedsel te kopen, via corporaties of direct bij een boer.
Maar er is nog iets dat je kunt doen. Misschien ben je gewend om te danken en te bidden voor je eten. Hoe gewoon dat ook kan voelen; er schuilt een groot geheim in. Je herinnert jezelf er dagelijks aan dat we voor ons eten afhankelijk zijn van Gods zorg. Je leert met dankbaarheid in het leven te staan.
Je kunt je dankgebed aanvullen, door te danken voor alle mensen die voor ons eten hebben gewerkt; gezaaid, bemest, geschoffeld, geplukt, gepeld, geteld, gesjouwd, gedragen en vaak ook gezwoegd. Je kunt God danken voor hun werk. Je kunt vragen om zijn zegen over hun leven. Zo oefen je jezelf, en misschien ook je huisgenoten, in een houding waarin de woorden ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’ heel normaal zijn.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!